Ze zijn miniem, de stijgingspercentages in de secundaire richtingen Elektriciteit, ­Elektromechanica en Industriële Wetenschappen. Hooguit 0,05 procent blijkt uit een eerste telling door het Katholiek Onderwijs dit schooljaar. En toch worden ze op gejuich onthaald, zowel in het onderwijsmilieu als bij de bedrijven. ‘Zeven jaar lang daalde het aantal leerlingen in deze technische richtingen, die gericht zijn op doorstroming naar het hoger onderwijs’, zegt Chris Smits van het katholieke net. ‘In elektromechanica en elektriciteit werd het aantal leerlingen zelfs gehalveerd. Een drama voor de arbeidsmarkt, want daar is nu een groot tekort. Nu wordt die neerwaartse trend gestuit, en is er in de eerste graad zelfs een stijging van 6 procent in die richtingen.’
Een belangrijke reden daarvoor ligt in de crisis, klinkt het bij Agoria, de federatie van de technologische industrie. ‘Tien jaar geleden was de belangrijkste vraag bij de studiekeuze: Wat interesseert me?’, zegt directeur-generaal Wilson De Pril. ‘Wat je ook gestudeerd had, je vond altijd werk, leek het wel. Bovendien konden veel ouders nog een bijkomende studierichting of een periode van werkloosheid betalen. Nu is dat veel minder het ­geval. Ouders én jongeren ­denken veel meer aan de ­toekomst. De belangrijkste vraag is nu veel concreter: Welk beroep kan ik later uit­oefenen? En dan bieden technische richtingen nu veel meer werkzekerheid.’